Begin deze maand was ik voor Wisse Kommunikatie aanwezig bij de Consumer Electronics Show (CES) in Las Vegas. Een mooie gelegenheid om bijgepraat te worden over wat de wereld van technologie en innovatie ons te bieden heeft, en natuurlijk om enkele van onze klanten te zien schitteren op de beursvloer. Ook dit jaar waren er weer honderden vernuftige, slimme apparaten en voertuigen te bewonderen en uit te proberen. Naast de show waren er ook vele interessante inhoudelijke sessies, waarvan ik er in deze blog één zal uitlichten.
Voordat de beursvloer officieel opent op de dinsdag, worden op de maandag al de eerste inhoudelijke sessies gehouden. Ook dit jaar heb ik verschillende hiervan bijgewoond, waaronder een drukbezochte discussie over de toekomst van data-driven marketing. Verschillende experts gingen in een panel met elkaar in gesprek over uiteenlopende aspecten van datagedreven marketing, van consumentengedrag en een slimme inzet van data tot en met de nieuwe Californische privacywet (CCPA). De laatste tien minuten van de bijeenkomst waren voor Gary Vaynerchuk, New York Times bestseller auteur. Zijn boodschap is de aanleiding voor deze blog.
Kritisch geluid
Het geluid dat Vaynerchuk liet horen was kritisch – en daarom verrassend interessant. Veel marketeers blijven volgens hem roepen dat ze meer data nodig hebben. Maar waarom? Data zijn al altijd en overal onbeperkt beschikbaar. Vaynerchuk is dan ook van mening dat B2B-marketeers hun gezonde verstand kwijt zijn. Hij noemt dat B2B Corporate Justification Talk. En hij legt het als volgt uit: “People overvalue things they do not understand. Opinions are based on headlines and not on their experience as a practitioner”. Met andere woorden, we horen iedereen roepen dat we meer data nodig hebben, dus hebben wij dat ook nodig. We roepen allemaal hard mee, ook al hebben we misschien niet altijd helemaal door waar het over gaat, wat de impact is en hoe we daadwerkelijk goed gebruik van kunnen maken.
Het gevoel dat Vaynerchuk beschrijft, geeft ook mijn gevoel als consument goed weer na een paar dagen CES. Alles oogt op het eerste gezicht interessant en nuttig, vooral als je het van een afstand bekijkt. Het feit dat het er is, roept een sterke behoefte op om het ook te willen hebben. Neem nou Hoop, een slimme securitycamera die notificaties stuurt gebaseerd op tijd of gezichtsherkenning. Zo kunnen ouders een bericht krijgen als hun kind thuiskomt van school als zij er niet zijn. Vervolgens stuurt Hoop het kind een notificatie dat het om 16.30 uur de deur uit moet op weg naar voetbaltraining. Het klinkt allemaal erg handig, maar als je je er goed in verdiept en bij jezelf te rade gaat, kom je wellicht achter dat het niet is waar je naar op zoek bent of niet zo goed bij je past. Misschien bestaat er dan ook wel zoiets als Consumer Justification Talk?
Van connected naar intelligence
Wel geloof ik dat CES een goed beeld heeft weten te schetsen van waar we het komende decennium mee te maken gaan krijgen wat betreft nieuwe technologieën en innovaties. Waar het de afgelopen tien jaar vooral ging om apparaten met elkaar verbinden (connected), gaan we de komende tien jaar een poging wagen hier op een veilige en verantwoorde manier informatie uit te destilleren (intelligence). Toch blijft bij mij het gevoel overheersen dat we best nog even zonder een slimme securitycamera met gezichtsherkenning of een zelfverschonende kattenbak kunnen.